Als we het nu eens over Saoedi-Arabië zouden hebben

Als we het nu eens over Saoedi-Arabië zouden hebben

Begin mei trok een kleine parlementaire delegatie naar het Koninkrijk Saoedi-Arabië (KSA), een land dat in de Kamer geregeld over de tong gaat. Het was lang geleden dat parlementsleden uit ons land het land van Mekka nog eens bezochten, wat best vreemd mag klinken. Als we dan toch zo veel belangstelling betonen voor KSA, dan is het misschien een goed idee de toestand ook eens ter plekke te gaan bestuderen, dachten we zo. Dus was ik er bij.

Het parlement nam een pittige resolutie over KSA aan; de verkiezing ervan tot lid van de VN-Vrouwenraad leidde tot scherpe reacties in het halfrond; de thema’s Grote Moskee en de geldstromen vanuit dat land kregen aardig wat aandacht in de media toen die aan bod kwamen in de Parlementaire Onderzoekscommissie naar de Aanslagen van 22 maart 2016; een stevige delegatie van het departement buitenlandse zaken ging eind vorig jaar voor overleg naar de hoofdstad Riyad en bracht daar verslag over uit in de commissie buitenlandse zaken en de Saoedische minister van buitenlandse zaken Abdel Aljubeir beantwoordde in januari vragen in diezelfde commissie.

 

Parlementsleden van de linkerzijde vonden het echter overbodig om het terrein zelf te betreden. Op onderzoek uittrekken is inderdaad gevaarlijk; je loopt altijd het risico’s de eigen Grote Waarheden te zien botsen op feiten die daar tegen ingaan. Enkele Franstalige collega’s protesteerden zelfs in de pers tegen het bezoek. De delegatie bestond buiten mezelf dan ook slechts uit één Franstalige en één Vlaamse liberaal. Dat rood en groen wel deelnamen aan een eerdere missie naar Iran wijst weer eens op de dubbele standaarden die links graag hanteert.  

 

Laat ik het maar meteen zeggen zoals ik het zie: als lid van de commissie buitenlandse zaken en fractiewoordvoerder voor het Midden-Oosten neem ik elke gelegenheid te baat om die regio te bezoeken. Dergelijke politieke missies bieden de uitgelezen kans om mensen op hoog politiek en maatschappelijk niveau te ontmoeten, mensen die je niet tegenkomt op reizen met Koning Aap. Dat privilege bracht me naast Saoedi-Arabië eerder al in Iran, Israël, Turkije en Egypte. Alleen in Israël en Turkije stonden ook regeringscritici op de officiële agenda, en dan nog met een stevige portie tegenzin van overheidswege. In die andere landen doen ze al helemaal niet zo aan tegenspraak. Je kan echter half ironisch en meer dan half naar waarheid zeggen dat er een behoorlijk objectief beeld ontstaat als je naar voldoende verschillende eenzijdige klokken luistert.

 

Mijn visie op het Midden-Oosten bleef na die bezoeken uiteraard niet helemaal onveranderd en leerden me het belang van dergelijke missies, naast de doornemen van de nodige literatuur, vooraleer met meningen te gaan leuren. De debatten in ons parlement over het Midden-Oosten, en over Saoedi-Arabië in het bijzonder, blinken niet altijd uit door hun inhoudelijke kwaliteit en terreinkennis.  

 

Vooraleer we verder gaan, dient de lezers kennis te nemen van mijn kijk op internationale betrekkingen, nuttig als achtergrond bij lezing van wat hierna komt. Volgend citaat van Sven Biscop, docent in die materie, uit de inleiding van zijn boek ‘Make Europe great again’ over buitenlands en veiligheidsbeleid bevalt me zeer: “Natuurlijk dient beleid om belangen te verdedigen. Dat is niet goed of slecht. Het is gewoon de essentie van wat beleid is.” Waarden spelen daarbij een rol: “niet alle doelstellingen en niet alle instrumenten zijn legitiem, enkel degene die verenigbaar zijn met onze eigen waarden.”

 

Landen zijn geen menslievende ngo’s, geen onderafdelingen van Amnesty International. Waarom zou het onze opdracht zijn om in de hele wereld met het vingertje te gaan zwaaien boodschappend wat wij goed en correct noemen? Moeten wij echt de politieagent of opperrechter van de wereld spelen? En hoe ver durven we daarbij dan gaan voorbij de vrijblijvende gelijkhebberij?

 

Utopisch links en een bepaalde stroming op rechts staan in het antwoord op die vraag niet zo ver van elkaar, behalve wat de te hanteren middelen betreft. Ze willen ons model wereldwijd opleggen als maatstaf, zeer overtuigd dat onze superieure samenleving een exportproduct behoort te zijn. Zo beschouwen bijvoorbeeld nogal wat Amerikanen het als een heilige opdracht om de waarden van het lichtende huis op de berg, de USA dus, wereldwijd te gaan verspreiden en in te voeren. De neoconservatieve vis zwemt in die stroming. Ook de oude wereldmacht Groot-Brittannië achtte de rest van de wereld onontgonnen gebied en de Britten als de brengers van heil en vrede.

 

Wie zo redeneert komt onvermijdelijk uit bij militaire invallen (de USA in Irak in 2003) of kolonialisme (Groot-Brittannië eeuwenlang) als logische consequenties van die houding. Neoconservatief rechts zet daarbij graag zwaar wapentuig in, utopisch links probeert het met langeafstandsmoties. Die staat graag, ter sussing van het eigen geweten, wat lummelachtig met resoluties te zwaaien. Maar ook die linkerzijde kan je in feite betrappen op een soort neokoloniaal denken.

 


Ons eigen nationale belang moet het uitgangspunt van beleid uitmaken want wie zal zich daar anders voor inzetten als we dat zelf niet doen?


 

Vreemd genoeg beklimt die linkerzijde graag de barricaden om ons superieure model wereldwijd te gaan hanteren als maatstaf maar eens binnen de eigen landsgrenzen groeit de empathie plots enorm en bepleit ze respect voor zelfs de meest bizarre culturele en religieuze uitingen. Ik zie meer in de omgekeerde redenering: hier hoort respect opgebracht te worden voor onze waarden en normen; hoe verder weg van onze grenzen, hoe minder we ons daar mee te bemoeien hebben.

 

Kortbij of veraf, ons eigen nationale belang moet het uitgangspunt van beleid uitmaken want wie zal zich daar anders voor inzetten als we dat zelf niet doen? Om Biscop nog één keer aan te halen: “Vele andere landen weten wel nog wat macht is en aarzelen niet om alle machtsmiddelen te gebruiken om hun belangen te verdedigen”.

 

Vergeten we bovendien niet de wijze woorden van George Kennan, de grote Amerikaanse diplomaat en historicus, die in 1985 in Foreign Affairs schreef: “zowel in nationale als in persoonlijke zaken is het aanvaarden van de eigen beperkingen zeker één van de eerste tekenen van echte moraliteit.” Wat we binnen onze mogelijkheden en ons nationaal belang kunnen bijdragen aan de bevordering van het welzijn elders op de aardkloot, mogen we uiteraard absoluut niet nalaten. Daarmee heb ik meteen de volgorde van de beoordelingscriteria aangegeven.

 

Ja, ik vind ons samenlevingsmodel superieur. Merk daarbij echter vooral het cruciale woord ‘vind’ op. In andere landen wordt daar dikwijls anders over gedacht en laten we dat ook maar als uitgangspunt aanvaarden. Doch op onze eigen werf moeten we er voor zorgen dat samenlevingsmodel in stand te houden. Buitenlands en veiligheidsbeleid hoort daar toe bij te dragen en ons belang wordt wellicht dikwijls eerder geschaad al we ons model wereldwijd proberen op te leggen. Uiteraard lokken we zodoende de logische tegenrectie uit dat anderen ook het recht mogen inroepen hun model bij ons door te drukken. Respect voor wederzijdse soevereiniteit blijft een betrouwbare basis in internationale betrekkingen en we werpen als beginsel best niet te snel overboord.     

 

Ons eerste belang in het Midden-Oosten kan samengevat worden in één woord: “stabiliteit”, waarmee het trouwens gelukkig in grote mate gelijkloopt met dat van de meeste inwoners in die regio. Op basis daarvan moeten we zo veel mogelijk goede relaties uitbouwen die kunnen zorgen voor een berekenbare energiemarkt – cruciaal voor ons aller welvaart en dus voor ‘de goede vrede’ – en verzekerde grensbewaking. Dat de EU zich zo’n beetje tussen de tegenpolen Saoedi-Arabië en Iran opstelt, lijkt dan ook niet onverstandig en past alleszins in het hierboven geschetste kader.

 


In KSA geldt de regel: “tussen droom en daad staan alleen praktische bezwaren in de weg voor zo ver die niet met geld weg te werken zijn”.


 

Daarbij houden we best de ogen open voor de alle ontwikkelingen in die regio en mijden we al dan niet ideologisch geïnspireerd wegkijken van feiten. Als het over Iran, Israël of de Turkije gaat, hinderen gevoelens en vooroordelen nogal eens de klare kijk op de feiten. Dat is in Europa ook sterk het geval voor KSA, waarover al onze gesprekspartners – Saoedi’s met regeringsfuncties, Saoedi’s zonder regeringsfuncties en Europeanen die daar wonen – getuigen dat de toestand er drastisch aan het veranderen is. Wie het land vergelijkt met pakweg vier, vijf jaar geleden zou het amper herkennen. Zelfs de meest kritische waarnemer moet erkennen dat wat gebeurt in KSA veel meer is dan cosmetica en dure ingekochte public relations, hoe zeer peperdure PR-bureaus het proces ook begeleiden. We wezen dus best uitermate voorzichtig bij het verwerken van de geleverde informatie, die wel eens als ‘informatie’ moet herkend worden.

 

Het KSA is absoluut geen democratie naar westers model en wil zelfs die indruk niet wekken. De K van koninkrijk in KSA is geen detail maar cruciaal. We komen er op terug. De Saoeds leiden het land  al sedert de oprichting met vaste hand en de dynamische kroonprins Mohammed bin Salman (algemeen bekend als MbS), past wat dat betreft perfect in die traditie. KSA leert dat de combinatie geld, ruimte en gebrek aan klassieke democratie alleszins snel en doortastend handelen mogelijk maakt. In KSA geldt de regel: “tussen droom en daad staan alleen praktische bezwaren in de weg voor zo ver die niet met geld weg te werken zijn”. Maar die onbeperkte middelenstroom uit het zwarte goud droogde een tweetal jaar geleden plots sterk op met de val van de olieprijzen en zal, niettegenstaande het huidige herstel, niet eeuwig zo massaal blijven vloeien.

 

In enkele afleveringen wil ik indrukken weergeven opgedaan in een sterk veranderend land en de kijk op die ontwikkelingen die in KSA zelf domineert. Daarbij zullen sommige clichés moeten vertrappeld worden en andere bevestigd. Leeswerk en twee (korte) bezoeken maken mij absoluut niet tot specialist maar wellicht kan die unieke ervaring toch het beeld klaarder stellen van een land dat (nog) geen klassiek toerisme toestaat en dus voor de meeste mensen onbegaanbaar en dus onbekend terrein vormt.

 

Duid het me ten kwade dat ik ook ‘de uitersten’ (Iran en Saoedi-Arabië) bezoek, of prijs me er voor, ik zal het blijven doen, zo lang ik als volksvertegenwoordiger geacht wordt met kennis van zaken te oordelen. Honi soit, qui mal y pense.

 

Ik acht het bovendien mijn plicht als verkozenen des volks te getuigen, bijvoorbeeld middels deze weg, over wat ik vaststelde, ook als het me verbaasde en botste met wat ik verwachtte of kwaadwillige reacties kan uitlokken. De belangstellende met open geest volge mij de volgende dagen nauwlettend. Wie alles al weet, kan zich de moeite besparen.

 


 

Hier geplaatst op 12 mei 2018.

 

Foto: (c) Peter De Roover (Zicht op Riyad vanuit Diriyah, het stadje waarvan de koninklijke familie van de Saoeds afkomstig is. Ook in Saoedi-Arabië duikt op de achtergrond de moderne stad op.)

 

TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.